-
1 remonter
remonter [rəmõtee]1 (weer) naar boven, omhoog gaan ⇒ (weer) stijgen2 teruggaan (naar) ⇒ teruggaan (tot, op), terugkomen (naar)♦voorbeelden:remonter dans le temps • in het verleden teruggaan→ actionII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opgaan ⇒ teruggaan naar, weer naar boven gaan2 weer naar boven brengen ⇒ ophijsen, ophalen♦voorbeelden:remonter une rivière • stroomopwaarts gaan, varenremonter une rue • een straat inlopen→ moralv1) weer omhoog gaan, stijgen3) weer naar boven brengen/halen5) opmonteren6) aanvullen7) ophogen [muur]9) opwinden [klok] -
2 remonter dans le temps
-
3 antiquité
antiquité [ãtiekietee]〈v.〉1 oudheid ⇒ hoge ouderdom, lang vervlogen tijd♦voorbeelden:de toute antiquité • van oudsherl'Antiquité • de (Grieks-Romeinse) Oudheidmusée des antiquités nationales • museum van oudheden1. foudheid, verre verleden2. antiquitésf plantiquiteiten, oude kunstwerken -
4 remonter à la plus haute antiquité
remonter à la plus haute antiquitéDictionnaire français-néerlandais > remonter à la plus haute antiquité
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский